Rapport over lonen in de wereld 2016/2017

Wereldwijde loongroei bereikt laagste niveau in vier jaar

Het herstel van de lonen in een aantal ontwikkelde landen, waaronder de Verenigde Staten en Duitsland, compenseert het verlies in de groei- en ontwikkelingslanden niet.

Persbericht | 15 december 2016
GENEVE/BRUSSEL (IAO Nieuws) – De loongroei vertraagt sinds 2012 wereldwijd, en viel terug van 2.5% in 2012 naar 1.7% in 2015, het laagste niveau in vier jaar, zo blijkt uit het rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over lonen in de wereld 2016/2017. Deze percentages liggen een stuk lager, en dalen van 1.6% tot 0.9%, wanneer men China uit de berekeningen houdt.

In de periode na de financiële crisis van 2008-2009 werd de wereldwijde loongroei aangedreven door een relatief sterke groei van de lonen in de ontwikkelingslanden. Deze trend is echter aan het keren.

In de groei- en ontwikkelingslanden van de G20 daalde de reële loongroei van 6.6% in 2012 naar 2.5% in 2015. In de ontwikkelde landen van de G20 stegen de lonen echter van 0.2% in 2012 tot 1.7% in 2015, het hoogste niveau in tien jaar. In 2015 stegen de lonen met 2.2% in de Verenigde Staten, 1.5% in Noord-, Zuid- en West-Europa, en 1.9% in de Europese Unie.

“Deze ontwikkelingen vallen voor een groot stuk te verklaren door de snellere loonstijgingen in de VS en in Duitsland. Het is onduidelijk of deze positieve tendens zich zal verderzetten in de toekomst, aangezien de ontwikkelde economieën geconfronteerd worden met onzekerheid op economisch, sociaal en politiek vlak,” zei Deborah Greenfield, IAO adjunct-directeur-generaal voor Beleid. “In een economische context waarin een lagere vraag leidt tot lagere prijzen (of deflatie), kunnen dalende lonen zorgen baren, omdat ze de deflatie nog kunnen verergeren.”

Het rapport stelt grote regionale verschillen vast in de ontwikkelende economieën. In 2015 lieten Zuid- en Oost-Azië en het Stille Oceaangebied een vrij stevige loongroei van 4% optekenen, terwijl de lonen in Centraal- en West-Azië terugvielen met 3.4%. De auteurs schatten dat de lonen verder zullen dalen in de Arabische landen en in Afrika (met respectievelijk 2.1% en 2%). In Latijns-Amerika en het Caribische Zeegebied, en in Oost-Europa, daalden de reële lonen met respectievelijk 1.3 en 5.2%.

Steile loonongelijkheid aan de top

Het rapport bekijkt ook de loonsverhoudingen binnen landen. In de meest landen groeien de lonen gradueel over bijna de volledige curve, maar is er een sterke klim merkbaar voor de top 10%, die zich nog duidelijker aftekent voor de 1% werknemers met de hoogste lonen.

In Europa verdient de top 10% van de best betaalde werknemers gemiddeld 25.5% van de totale loonmassa die wordt uitbetaald aan alle werknemers in hun land, wat bijna evenveel is als wat de 50% minst betaalde werknemers verdienen (29.1%). In sommige groeilanden ligt dit percentage nog hoger: in Brazilië verdienen de 10 procent best betaalde werknemers 35% van de totale lonen in het land, in India 42.7%, in Zuid-Afrika is dit 49.2%.

De loonongelijkheid is nog groter voor vrouwen. In Europa bedraagt de loonkloof tussen mannen en vrouwen ongeveer 20%, terwijl hij voor de top 1% van werknemers met de hoogste lonen ongeveer 45% bedraagt. Voor mannelijke en vrouwelijke CEO’s die tot de best betaalde 1% behoren, ligt de loonkloof boven de 50%.

Rol van loonongelijkheden tussen en binnen bedrijven

Het rapport bestudeert voor het eerst de loondifferentiatie binnen ondernemingen. Het analyseert de mate waarin de algemene loonongelijkheid het resultaat is van loonongelijkheden tussen en binnen bedrijven.

De loondifferentiatie tussen ondernemingen is groter in ontwikkelende landen. In de ontwikkelde landen liggen de gemiddelde salarissen in de top 10% van de best betalende bedrijven twee tot vijf keer zo hoog als voor de laagste 10%. Deze ratio ligt op 8 in Vietnam, en zelfs 12 in Zuid-Afrika.

“In 22 Europese landen is de loondifferentiatie binnen bedrijven verantwoordelijk voor 42% van de totale loonongelijkheid, de rest is te wijten aan de ongelijkheid tussen ondernemingen,” zei Rosalia Vazquez-Alvarez, Econoom bij de IAO en één van de auteurs van het rapport.

Wanneer men in Europa de lonen van de werknemers vergelijkt met het gemiddelde salaris in het bedrijf waar ze werken, wordt 80% van de werknemers minder dan het gemiddelde salaris betaald. De één procent van de bedrijven met de hoogste gemiddelde lonen, betalen de één procent van de werknemers die het minst verdienen, gemiddeld 7.1 euro per uur, terwijl de top één procent van de best betaalde werknemers 844 per uur verdienen.

“De loonongelijkheid binnen bedrijven, en haar aandeel in de algemene loonongelijkheid, is vrij groot. Dit toont het belang aan van het loonbeleid op bedrijfsniveau, en de mate waarin dit de algemene ongelijkheid kan verkleinen,” zei mevrouw Greenfield.

Het rapport stipt beleidsmaatregelen aan die excessieve ongelijkheden kunnen verminderen, en aangepast kunnen worden aan de specifieke omstandigheden. Minimumlonen en collectief overleg spelen hierbij een belangrijke rol. Andere maatregelen omvatten de regulering of zelf-regulering van de lonen van kaderleden, een hogere productiviteit van duurzame ondernemingen en het aanpakken van factoren die tot loonongelijkheid leiden tussen categorieën van werknemers, ook vrouwen en mannen.

Contact
Fleur Rondelez, Communicatiemedewerker, IAO-Brussel, Tel: +32 2 737 93 87, rondelez@ilo.org