This story was written by the ILO Newsroom For official ILO statements and speeches, please visit our “Statements and Speeches” section.

Domestic work – Convention C189

Na tien jaar strijdt huishoudelijk personeel nog steeds voor gelijkheid en waardig werk

Op de tiende verjaardag van het Verdrag inzake huishoudelijk personeel toont de coronapandemie de blijvende kwetsbaarheid van huishoudelijk personeel op de arbeidsmarkt.

Press release | 15 June 2021

GENEVE/BRUSSEL (IAO Nieuws) - Huishoudelijk werkers strijden nog steeds om erkend te worden als werknemers en essentiële dienstverleners, tien jaar na de goedkeuring van een historisch verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie dat hun arbeidsrechten bevestigde.

De arbeidsomstandigheden van velen zijn in tien jaar tijd niet verbeterd en zijn zelfs verslechterd door de coronapandemie, zo blijkt uit een nieuw rapport van de IAO.

Op het hoogtepunt van de crisis varieerde het banenverlies onder huishoudelijk personeel van 5 tot 20% in de meeste Europese landen, alsook in Canada en Zuid-Afrika. In Noord- en Zuid-Amerika was de situatie nog erger, met een verlies van 25 tot 50 procent. In dezelfde periode bedroeg het banenverlies onder de overige werknemers in de meeste landen minder dan 15%.

In de EU-27 hadden huishoudelijk werkers die bleven werken, te maken met een aanzienlijke verkorting van hun arbeidstijd, variërend van een verkorting met 78% in Slovakije tot ongeveer 47% in Portugal en 21% in Italië.

Uit de gegevens blijkt dat de 75,6 miljoen huishoudelijk werkers over de hele wereld (4,5% van de werknemers wereldwijd) aanzienlijk hebben geleden, wat gevolgen heeft gehad voor de huishoudens die op hen rekenen om in hun dagelijkse zorgbehoeften te voorzien.

De coronapandemie heeft de arbeidsomstandigheden, die al zeer slecht waren, nog verergerd, blijkt uit het rapport. Huishoudelijk werkers zijn kwetsbaarder geworden voor de gevolgen van de pandemie door de reeds lang bestaande lacunes in de arbeids- en sociale bescherming. Dit is met name het geval voor de meer dan 60 miljoen huishoudelijk werkers in de informele economie.

"De crisis heeft duidelijk gemaakt dat huishoudelijk werk dringend moet worden geformaliseerd om de toegang tot waardig werk te waarborgen, te beginnen met de uitbreiding en toepassing van arbeids- en socialezekerheidswetten tot alle huishoudelijk personeel",

zei Guy Ryder, directeur-generaal van de IAO.
Tien jaar geleden werd de goedkeuring van het baanbrekende Verdrag inzake huishoudelijk personeel toegejuicht als een doorbraak voor de tientallen miljoenen huishoudelijk werkers over de hele wereld - van wie de meesten vrouw zijn.

© Alex Proimos
Sindsdien is er enige vooruitgang geboekt: het aantal huishoudelijk werkers dat volledig buiten het toepassingsgebied van de arbeidswet- en regelgeving valt, is met meer dan 16 procentpunten gedaald.

In de Europese Unie vallen alle huishoudelijk werkers onder het arbeidsrecht. Vrijwel alle huishoudelijk werkers vallen onder de bestaande bepalingen inzake minimumloon, hebben recht op wekelijkse rusttijd en hebben recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon. Maar ondanks het feit dat huishoudelijk personeel onder het minimumloon valt, is in sommige landen het percentage huishoudelijk personeel dat onder het minimumloon blijft drie- (Luxemburg) of viermaal (Italië) zo hoog dan bij andere werknemers.

99,1% van het huishoudelijk personeel in de EU-27 is wettelijk gedekt door ten minste één tak van sociale zekerheid. 66,7% van de huishoudelijk werkers is wettelijk gedekt voor alle takken van sociale bescherming: een uitzondering in vergelijking met andere regio's.

Wereldwijd valt een groot aantal huishoudelijk werkers (36%) echter nog steeds volledig buiten de arbeidswetgeving, wat erop wijst dat de juridische lacunes dringend moeten worden gedicht, met name in Azië en de Stille Oceaan en de Arabische landen, waar de lacunes het grootst zijn.

Zelfs waar zij onder de arbeids- en socialezekerheidswetgeving vallen, zoals in de EU-27, blijft de tenuitvoerlegging een belangrijke bron van uitsluiting en informaliteit. Van de informele huishoudelijke hulpen in de EU-27 is minder dan 2% informeel als gevolg van hun uitsluiting van de socialezekerheidswetgeving op premiebasis. Voor de overgrote meerderheid van de informele huishoudelijk werkers in de regio is hun informele karakter te wijten aan lacunes in de uitvoering.

Volgens het rapport geniet slechts een op de vijf (18,8 procent) huishoudelijk personeel een effectieve arbeidsgerelateerde socialezekerheidsdekking.

Huishoudelijk werk blijft een door vrouwen gedomineerde sector, waarin 57,7 miljoen vrouwen werkzaam zijn, die 76,2 procent van het huishoudelijk personeel uitmaken. Terwijl in Europa en Centraal-Azië en in Noord- en Zuid-Amerika de meerderheid van de arbeidskrachten vrouwen zijn, zijn er in de Arabische landen (63,4%) en Noord-Afrika meer mannen dan vrouwen, en in Zuid-Azië iets minder dan de helft van alle huishoudelijk personeel (42,6%).

De overgrote meerderheid van de huishoudelijk werkers is werkzaam in twee regio's: ongeveer de helft (38,3 miljoen) is te vinden in regio's in Azië en de Stille Oceaan, grotendeels door toedoen van China; nog eens een kwart (17,6 miljoen) bevindt zich in Noord- en Zuid-Amerika.

Huishoudelijk werkers zijn tegenwoordig beter georganiseerd en kunnen zichzelf vertegenwoordigen om hun standpunten en belangen te verdedigen. Hun organisaties en die van de werkgevers van huishoudelijk personeel hebben een sleutelrol gespeeld in de vooruitgang die tot nu toe is geboekt.